RASSTANDAARD
Deze test wil de voorgestelde hond beoordelen in functie van de F.C.I.-rasstandaard. De test kan besloten worden met de beoordeling « beantwoordt aan de rasstandaard » of « beantwoordt niet aan de rasstandaard ». Ingeval van beoordeling « beantwoordt niet aan de rasstandaard », wordt de reden hiervan gemotiveerd op het rapport vermeld dat na de test aan elke deelnemer wordt overhandigd.
Deelname aan de test impliceert de onvoorwaardelijke en onherroepelijke toelating aan de Belgische Rottweiler Klub om de aldus over de hond vergaarde informatie naar eigen goeddunken te verzamelen, te bewaren, te verwerken, te verspreiden en zelfs te publiceren, voor zover dit kadert in de werking van de rasvereniging, in het bijzonder het op welke wijze dan ook verschaffen van alle nuttige informatie die voor de fok van de Rottweiler dienstig kan zijn.
De test wordt beoordeeld door twee keurmeesters die voor elke rasstandaardtest opnieuw weer in het bijzonder door de Raad van Bestuur van de Belgische Rottweiler Klub worden aangeduid. Minstens één van deze keurmeesters is een door het F.C.I.- erkende schoonheidskeurmeester die daarenboven door de rasvereniging wordt erkend als rasspecialist. De tweede keurmeester getuigt bij voorkeur eveneens van deze kwalificaties of zal op basis van zijn kennis en ervaring door de Raad van Bestuur aangeduid worden.
De beoordeling door de keurmeesters gebeurt in functie van de rasstandaard en luidt in elk onderdeel « voldoende » of « onvoldoende ».
Ingeval van onenigheid tussen de keurmeesters bij de beoordeling van een onderdeel, krijgt de hond geen eindbeoordeling maar wordt hij doorverwezen naar een latere tweede test door andere keurders of waarbij minstens de keurmeester die een « onvoldoende » adviseerde vervangen wordt door een andere keurder. Indien ook op die test onenigheid tussen de keurders zou bestaan, wordt de hond beoordeeld als « beantwoordt niet aan de rasstandaard ».
Behoudens indien door de keurmeesters een naar hun oordeel definitieve en onherstelbare diskwalificatiefout wordt weerhouden, mag de hond die beoordeeld wordt als « beantwoordt niet aan de rasstandaard » opnieuw en dan ten vroegste 3 en ten laatste 6 maanden later opnieuw voorgesteld worden en dan voor de laatste keer. Onenigheid tussen de keurmeesters of de hond opnieuw mag voorgesteld worden, impliceert dat de hond een tweede keer mag voorgesteld worden. Op gemotiveerd verzoek van de eigenaar van de hond kan van voormelde termijn door de Raad van Bestuur van de rasvereniging een afwijking toegestaan worden alsook een derde kans.
Alle onderdelen van de test worden bij voorkeur door beide keurders gezamenlijk beoordeeld. Slechts indien dit volgens hen noodzakelijk wordt geacht omwille van redenen eigen aan de
organisatie (te groot aantal honden, afstand tussen oefenterrein en de plaats waar de verkeerstest wordt afgelegd, tijdsgebrek, enz. ….), kunnen de testen « gedrag in het verkeer » en « beoordeling van het uiterlijk » door beide keurders afzonderlijk beoordeeld worden waarbij laatstgenoemde test echter verplicht wordt beoordeeld door de erkende schoonheidskeurder. Indien dergelijke afzonderlijke keuring leidt tot het besluit « onvoldoende », wordt verplicht ook het oordeel van de tweede keurder ingeroepen.
Het onderdeel « karaktertest » wordt door hen verplicht gezamenlijk beoordeeld.
Voorwaarden om aan de test deel te nemen :
De reu moet minstens 18 maanden en de teef minstens 20 maanden oud zijn op datum van de test de hond moet een door het FCI – erkende stamboom bezitten
Om beoordeeld te worden als « beantwoordt aan de rasstandaard » moet de hond in alle onderdelen slagen. De volgorde waarin de onderdelen worden beoordeeld, wordt vrij bepaald door de keurmeesters doch aan het onderdeel ‘gedrag in het verkeer’ mag uitsluitend deelgenomen worden door honden die slaagden in het onderdeel ‘karaktertest’.
Onderdeel 1 – beoordeling van het uiterlijke.
Deze test beoogt vast te stellen of de hond in voldoende mate beantwoordt aan de beschrijving door de rasstandaard.
De hond wordt individueel aan de keurmeester voorgesteld zoals op een tentoonstelling, aangelijnd en met halsketting. De keurmeester geeft van de hond een gedetailleerde schriftelijke beschrijving, met inbegrip van de vaststelling van grootte, lengte, borstbreedte en –diepte, oogkleur, opname van de maten van het hoofd, enz. … en besluit deze vervolgens met de beoordeling « voldoende » of « onvoldoende ».
De beoordeling als « onvoldoende » wordt bondig doch duidelijk gemotiveerd.
Slechts honden waarvan de oogkleur gekwalificeerd wordt tussen 1 a en 4 a kunnen in de test slagen. Honden met een lichtere oogkleur, vanaf 4 b, worden fokongeschikt verklaard en kunnen niet slagen in de proef.
Onderdeel 2 – karaktertest.
In dit onderdeel wordt beoordeeld of de hond getuigt van een voldoende grote zelfstandigheid, een voldoende hoge angst- en agressiedrempel en of hij, eens geprovoceerd, ook voldoende
snel weer tot evenwicht komt, één en ander in het licht van de rasstandaard en de eisen van het vigerend maatschappelijke bestel.
Geven aanleiding tot de beoordeling “onvoldoende” : grote angst, overdreven nervositeit, te snelle of te grote agressie, het niet snel terugkomen tot rust.
De keurmeesters kunnen in elke stand de test beëindigen wanneer zij van oordeel zijn dat de beoordeling “onvoldoende” zich opdringt. Zij zullen in dat geval proberen er zorg voor te dragen dat de hond opnieuw tot rust komt en zijn vertrouwen hervindt alvorens het terrein te verlaten.
De hond wordt voorgesteld met brede lederen halsband of halsketting zonder strop en een leiband van minimaal 1.5 meter lengte. Deze attributen worden desnoods door de organisatoren ter beschikking gesteld.
De test verloopt in twee delen.
Eerste gedeelte.
Gedurende het eerste gedeelte van de test zijn twee honden gelijktijdig op het terrein. Hun geleiders komen met de aangelijnde hond gelijktijdig het terrein op, met een tussenafstand van 2 tot maximaal 5 meter, en begeven zich in de richting van de keurmeester(s) alwaar zij halt houden en zich voorstellen. De hond dient bij het aanmelden een zittende houding aan te nemen. Dat daartoe een of meerdere bevelen gegeven moeten worden geeft geen aanleiding tot uitsluiting doch de hond dient onder controle van zijn geleider te zijn en mag geen angstige of agressieve houding aannemen. Vervolgens begeeft één van de geleiders zich met zijn hond buiten het veld.
De hond wordt vervolgens aan volgende proef onderworpen.
De hond wordt op het terrein gebracht aan de leiband die zonder spanning los doorhangt zodat het gedrag van de hond kan beoordeeld worden zonder beïnvloeding of correctie vanwege de begeleider. Hij mag zich vrij en vrolijk gedragen maar er wordt verwacht dat zijn gedrag voldoende onder controle is om een ongehinderde wandeling mogelijk te maken. Indien blijkt dat de hond door de geleider onvoldoende gecontroleerd wordt, kan de oefening door de keurmeester(s) afgebroken worden en de hond verwezen naar een herkansing. Gedurende de ganse oefening onthoudt de geleider er zich van om commando’s te geven. Het uitoefenen van dwang of geweld op de hond heeft onmiddellijke uitsluiting als gevolg. Als de hond een persoon of voorwerp besnuffelt of begroet, dan wordt dit kort toegelaten waarna de hond zonder dwang wordt weggeleid.
1.De geleider biedt zijn hond een speelgoed aan dat door de organisator ter beschikking gesteld wordt (vb. jutten zak, bal, bijtworst, enz. …) en zet hem aan tot geestdriftig spelen. Eens het spel bezig is, gebiedt de geleider op teken van de keurmeester zijn hond om het speelgoed af te staan. De hond mag hier speels maar niet agressief op reageren. Indien de hond in het speelgoed en/of in het algemeen het spel geen interesse toont, wordt dit niet gesanctioneerd.
2.Vervolgens maakt de geleider met aangelijnde hond een wandeling over het terrein. Tijdens deze wandeling wordt een schot gelost, kaliber 6 of 9 mm, op ongeveer 20 passen afstand.
- Een groep van minimaal 10 personen maakt een cirkel en stapt achter elkaar in dezelfde richting met een onderlinge afstand van enkele meters, daarbij eventueel normaal converserend doch zonder dreigende bewegingen of geluiden t.a.v. de hond en/of de geleider. De geleider wandelt sla-lom tussen deze personen door in de tegenovergestelde richting en na alle personen minstens één keer te hebben gekruist, stopt minstens één keer voor een persoon en begroet deze met handdruk en stem. De hond mag tijdens deze halt om het even welke houding (zit, staand of liggend) aannemen maar moet zich neutraal of vriendelijk opstellen, zeker niet angstig, onzeker, dreigend of agressief. Gedurende deze halt blijven de andere personen onverminderd verder doorstappen langsheen de hond.
4.Vervolgens gaan de op het terrein aanwezige personen dicht bij elkaar staan en bewegen kris-kras door elkaar, steeds normaal converserend en zonder dreigende bewegingen op geluiden t.a.v. de hond en/of de geleider. De bedoeling is het scheppen van een situatie die vergelijkbaar is met deze op een zeer drukke marktplaats. De geleider wandelt doorheen deze groep mensen, maakt een keerwending en begeeft zich opnieuw doorheen de groep in de richting van de keurmeester(s). Vlak voor de keurmeester(s) houdt de geleider halt, geeft een hand en stelt zich voor. Gelijktijdig sluit de groep zich tot zij de keurmeester(s), hond en geleider volledig omsluit. Op teken van de keurmeester opent de groep zich langzaam om vervolgens – andermaal op teken van de keurmeester – zich snel te sluiten tot zij de keurmeester(s) hond en geleider opnieuw volledig omsluit.
5.Vervolgens wandelt de geleider met de hond doorheen een dubbele rij personen die op een afstand van ± 2 meter van elkaar staan. Tijdens deze heenwandeling worden door enkele personen in de rij allerhande prikkels geuit worden door vb. zonder voorafgaande waarschuwing een paraplu te openen, met een doek te zwaaien, een voorwerp met lawaai op de grond te laten vallen, enz. …, steeds korte afstand voordat de hond hen voorbij wandelt. Na de rij te hebben doorlopen, wordt een keerwending gemaakt en wandelt begeleider met hond opnieuw doorheen de rij. Tijdens deze wandeling worden opnieuw, doch door andere personen, allerlei prikkels geuit. De hond moet hier neutraal of attent op reageren maar alleszins onverschrokken en niet angstig of agressief.
Tweede gedeelte.
Het tweede onderdeel wordt uitgevoerd terwijl geen andere hond op het terrein is, op een zo neutraal mogelijk terrein en bij voorkeur zonder aanwezigheid van andere personen dan de
keurmeesters en hun helpers. De hond wordt door de geleider achtergelaten, met de halsband vastgebonden aan een leiband van minstens 5 meter en maximum 10 meter. De geleider verwijdert zich uit het zicht van de hond en onthoudt zich van elk bevel of teken aan de hond.
Na minimaal 3 minuten wachttijd gaat een voor de hond vreemde persoon rustig en zonder dreiging, eventueel de hond zacht toesprekend, tot bij de hond en verwijdert zich na enkele tellen opnieuw. Hoewel geen vereiste, geniet het de voorkeur indien de persoon de hond kan aaien en/of een snoepje geven.
Na minimaal 2 minuten wachttijd gaat/loopt een andere persoon, eventueel met stok doch alleszins zonder zichtbare bijtmouw in de richting van de hond en daagt deze uit met lawaai en dreiging.
Hij vervolgt deze sterke dreiging tot op het ogenblik dat de keurmeesters teken geven dat de dreiging onmiddellijk moet afgebroken worden omdat zij van oordeel zijn het gedrag van de hond in die stand reeds te kunnen beoordelen. In geen geval mag de persoon de hond dichter naderen dan 2 meter. De vreemde persoon verlaat dan onmiddellijk in stilte en zonder verdere dreiging het zichtveld van de hond.
Op teken van de keurmeester(s) komt diezelfde persoon na enige tijd terug te voorschijn en gaat zonder dreiging, eventueel de hond zacht toesprekend, naar de hond toe. De hond moet zijn rust en evenwicht dermate hersteld hebben dat de persoon de hond vrij kan benaderen. Hoewel geen vereiste, geniet het de voorkeur indien de persoon de hond kan aaien en/of een snoepje geven.
Fouten:
- agressiviteit of angst of overdreven nervositeit t.a.v. een niet-dreigende persoon.
- overdreven angst of agressie bij bedreiging of het niet terugkomen tot rust
- schotschuwheid.
Onderdeel 3 – gedrag in het verkeer.
Deze test beoogt na te gaan of de hond getuigt van een voldoende sociale geaardheid en bewijst in een dagelijkse situatie te beschikken over de gedragskenmerken die in de rasstandaard worden omschreven als « vriendelijk, vreedzaam, zelfverzekerd en evenwichtig ».
De keurmeester(s) en niet de personen die instaan voor de praktische organisatie beslissen over de plaats en omstandigheden waarin de test wordt afgenomen. Bij de samenstelling en beoordeling ervan zal er zorg voor gedragen worden dat zij plaatsvindt in een realistische verkeerssituatie, met inbegrip van auto- en fietsverkeer, jogger(s), wandelaar(s), begroeting van een persoon met handdruk, enz. … . De organisatoren staan in voor het ter beschikking stellen van het door de keurmeester(s) gevraagde materiaal en de voor de testen benodigde personen/helpers.
De test bevat minstens de beoordeling van volgende situaties: de hondengeleider wandelt met zijn aangelijnde hond over een welbepaald gedeelte van het voetpad. De hond moet met doorhangende lijn, rustig onder voortdurende controle van zijn begeleider wandelen. Hij blijft onverschillig t.a.v. voetgangers en verkeer. Tijdens de wandeling zal de keurmeester of een door deze aangeduide persoon de hond de weg afsnijden en zal een fietser (ringelende bel) én jogger de hond passeren. Na een keerwending wandelt de geleider met zijn hond in de richting van de keurmeester, stopt voor deze laatste, begroet hem met luide stem en handdruk en maakt een kort praatje. Gedrag in een (druk bezocht) openbaar gebouw. Gedrag in een rij begeleiders die elk met aangelijnde hond in dezelfde richting over het voetpad wandelen.
De criteria die de keurmeester(s) zullen hanteren, zijn onder meer het gemis aan agressie en angst, de vriendelijkheid t.a.v. mensen en de onverstoorbaarheid t.a.v. gebeurtenissen die als dagelijks aanzien worden. Overdreven snelle of grote angst of agressie geeft onmiddellijk en noodzakelijk aanleiding tot de beoordeling « onvoldoende »
ZUCHTTAUGLICHKEITSPRUFUNG
Deze fokgeschikheidsproef vormt, naast en met de Rasstandaardtest, onderdeel van het fokreglement van de Belgische Rottweiler Klub.
Deelname aan de test impliceert de onvoorwaardelijke en onherroepelijke toelating aan de Belgische Rottweiler Klub om de aldus over de hond vergaarde informatie naar eigen goeddunken te verzamelen, te bewaren, te verwerken, te verspreiden en zelfs te publiceren, voor zover dit kadert in de werking van de rasvereniging, in het bijzonder het op welke wijze dan ook verschaffen van alle nuttige informatie die voor de fok van de Rottweiler dienstig kan zijn.
De test wordt beoordeeld door een of twee keurmeesters die door de Raad van Bestuur van de Belgische Rottweilerclub gekozen worden onder door de FCI-erkende keurmeesters die bevoegd zijn om het ras van de Rottweiler te keuren en/of de IGP-proef. Indien de keurmeester bevoegd is om beide te keuren, kan volstaan worden met een enkele keurder.
De beoordeling door de keurmeesters luidt in elk onderdeel « voldoende » of « onvoldoende » en is niet vatbaar voor betwisting of beroep.
Ingeval van onenigheid tussen de keurmeesters bij de beoordeling van een onderdeel, krijgt de hond geen eindbeoordeling maar wordt hij doorverwezen naar een latere tweede test door andere keurders of waarbij minstens de keurmeester die een « onvoldoende » adviseerde vervangen wordt door een andere keurder. Indien ook op die test onenigheid tussen de keurders zou bestaan, wordt de hond beoordeeld als niet geslaagd.
Behoudens indien door de keurmeesters een naar hun oordeel definitieve en onherstelbare diskwalificatiefout wordt weerhouden, mag de hond die beoordeeld wordt als « beantwoordt niet aan de rasstandaard » opnieuw en dan ten vroegste 2 en ten laatste 6 maanden later opnieuw voorgesteld worden en dan voor de laatste keer. Onenigheid tussen de keurmeesters of de hond opnieuw mag voorgesteld worden, impliceert dat de hond een tweede keer mag voorgesteld worden. Op gemotiveerd verzoek van de eigenaar van de hond kan van voormelde termijn door de Raad van Bestuur van de rasvereniging een afwijking toegestaan worden alsook een derde kans.
Kunnen aan deze test deelnemen : Rottweilers met een door de FCI erkende stamboom die op datum van de test minstens 18 maanden (reuen) of 20 maanden (teven) oud zijn en die reeds met succes de proef “Begeleidingshond” afgelegd hebben.
Bij de inschrijving worden gevoegd :
- kopie van de stamboom
- kopie van het werkboekje min. FCI-BH proef
- kopie van de beoordeling van de hond op HD - ED en JLPP indien de hond reeds aan het onderzoek werd onderworpen.
Voorafgaand de test wordt de identiteit van de hond vastgesteld (tatouage of microchip). Indien de identiteit niet kan vastgesteld worden, wordt de hond van deelname uitgesloten.
Onderdeel 1 – beoordeling van het uiterlijke.
Deze test beoogt vast te stellen of de hond in voldoende mate beantwoordt aan de beschrijving door de FCI-rasstandaard.
De hond wordt individueel aan de keurmeester voorgesteld zoals op een tentoonstelling, aangelijnd en met halsketting. De keurmeester geeft van de hond een gedetailleerde schriftelijke beschrijving, met inbegrip van de vaststelling van type, grootte, lengte, borstbreedte en –diepte, oogkleur, opname van de maten van het hoofd, enz. … en besluit deze vervolgens met de beoordeling « voldoende » of « onvoldoende ».
De beschrijving wordt schriftelijk bevestigd.
De beoordeling als « onvoldoende » wordt bondig doch duidelijk gemotiveerd.
Slechts honden waarvan de oogkleur gekwalificeerd wordt tussen 1 a en 4 a kunnen in de test slagen. Honden met een lichtere oogkleur, vanaf 4 b, worden fokongeschikt verklaard.
Onderdeel 2 – Wesentest.
2.1. Schotvastheid.
De geleider wandelt met aangelijnde hond in de richting van een groep bewegende personen. Met een tussentijd van ongeveer 5 seconden worden twee schoten gelost (6 mm. pistool). Niet schotvaste honden worden fokongeschikt verklaard.
2.2. Gedrag in de groep vreemde personen.
De geleider wandelt doorheen een bewegende groep mensen, maakt een keerwending en begeeft zich opnieuw doorheen de groep. Op aanwijzing van de keurmeester begeeft hij zich uit de groep en lijnt de hond af om vervolgens opnieuw een wandeling doorheen de groep te maken met de vrij volgende hond.
Op aanwijzing van de keurmeester houdt de geleider met zijn hond halt in de groep waarop deze laatste zich sluit de groep tot zij de hond en geleider volledig omsluit. Op teken van de keurmeester opent de groep zich langzaam om vervolgens – andermaal op teken van de keurmeester – zich snel te sluiten tot zij de hond en geleider opnieuw volledig omsluit.
Vervolgens wandelt de geleider met aangelijnde hond doorheen een dubbele rij personen die in het begin op een afstand van ± 2 meter van elkaar staan en naar het einde toe nauwer bij elkaar.
Tijdens deze heenwandeling worden door enkele personen in de rij allerhande prikkels geuit worden door vb. zonder voorafgaande waarschuwing een paraplu te openen, met een doek te zwaaien, een voorwerp met lawaai op de grond te laten vallen, enz. …, steeds korte afstand voordat de hond hen voorbij wandelt. Na de rij te hebben doorlopen, wordt een keerwending gemaakt en wandelt begeleider met hond opnieuw doorheen de rij.
In dit onderdeel wordt beoordeeld of de hond zich vrij en onbevangen gedraagt en derhalve getuigt van een voldoende groot zelfvertrouwen en hoge angst- en agressiedrempel.
Geven aanleiding tot de beoordeling “onvoldoende” : grote angst, overdreven nervositeit, te snelle of te grote agressie, het niet snel terugkomen tot rust.
De keurmeesters kunnen in elke stand de test beëindigen wanneer zij van oordeel zijn dat de beoordeling “onvoldoende” zich opdringt. Zij zullen in dat geval proberen er zorg voor te dragen dat de hond opnieuw tot rust komt en zijn vertrouwen hervindt alvorens het terrein te verlaten.
2.3. Natuurlijke driften.
Het derde onderdeel van de proef wordt uitgevoerd overeenkomstig het IGP-programma, klasse I, onderdeel C. De pakwerker moet bevoegd zijn om op officiële wedstrijden te fungeren, word door de raad v Bestuur aangesteld.
De keurmeester zal de hond gedurende deze proef beoordelen op de aanwezigheid en kwaliteit van zijn natuurlijke driften.
Onderdeel 3 – Wesentest in het verkeer.
Dit onderdeel van de test beoogt na te gaan of de hond getuigt van een voldoende sociale geaardheid en bewijst in een dagelijkse situatie te beschikken over de gedragskenmerken die in de rasstandaard worden omschreven als « vriendelijk, vreedzaam, zelfverzekerd en evenwichtig ».
De keurmeester(s) en niet de personen die instaan voor de praktische organisatie beslissen over de plaats en omstandigheden waarin de test wordt afgenomen. Bij de samenstelling en beoordeling ervan zal er zorg voor gedragen worden dat zij plaatsvindt in een realistische verkeerssituatie, met inbegrip van auto- en fietsverkeer, jogger(s), wandelaar(s), begroeting van een persoon met handdruk, enz. … . De organisatoren staan in voor het ter beschikking stellen van het door de keurmeester(s) gevraagde materiaal en de voor de testen benodigde personen/helpers.
De test bevat minstens de beoordeling van volgende situaties : de hondengeleider wandelt met zijn aangelijnde hond over een welbepaald gedeelte van het voetpad. De hond moet met doorhangende lijn, rustig onder voortdurende controle van zijn begeleider wandelen. Hij blijft onverschillig t.a.v. voetgangers en verkeer. Tijdens de wandeling zal de keurmeester of een door deze aangeduide persoon de hond de weg afsnijden en zal een fietser (ringelende bel) én jogger de hond passeren. Na een keerwending wandelt de geleider met zijn hond in de richting van de keurmeester, stopt voor deze laatste, begroet hem met luide stem en handdruk en maakt een kort praatje. Gedrag in een (druk bezocht) openbaar gebouw. Gedrag in een rij begeleiders die elk met aangelijnde hond in dezelfde richting over het voetpad wandelen.
De criteria die de keurmeester(s) zullen hanteren, zijn onder meer het gemis aan agressie en angst, de vriendelijkheid t.a.v. mensen en de onverstoorbaarheid t.a.v. gebeurtenissen die als dagelijks aanzien worden. Overdreven snelle of grote angst of agressie geeft onmiddellijk en noodzakelijk aanleiding tot de beoordeling « onvoldoende ».
Selectie – De Rottweiler
A. Voorwaarden tot deelname en slagen.
Om deel te nemen moet de hond beantwoorden aan volgende voorwaarden :
- minimaal 24 maanden oud zijn op datum van de test
- voldoen aan alle voorwaarden om conform de KMSH-reglementering stambomen te geven in de hoogste categorie, inclusief de aanbevelingen.
- aanvullend onderzocht zijn op dragerschap van het gen dat verantwoordelijk is voor de genetische aandoening Juvenile Laryngeal Paralysis & Polyneuropathy.
- geïdentificeerd zijn d.m.v. een leesbare microchip
De documenten die aantonen dat de hond aan deze voorwaarden voldoet dienen bij de inschrijving gevoegd te worden.
Om te slagen in de selectieproef moet de hond bij de beoordeling van de uiterlijke kenmerken minstens de kwalificatie “Zeer Goed” behalen en in de beoordeling van het karakteriële kenmerken minstens een kwalificatie “Goed” voor het onderdeel gehoorzaamheid, slagen in het pakwerkgedeelte met minstens de kwalificatie “Goed” en tenslotte in het gedeelte sociaal gedrag minstens de kwalificatie van “Zeer Goed” behalen.
Niet geslaagde honden kunnen slechts één keer opnieuw voorgesteld worden. De eigenaar en/of geleider kan niet eisen dat de herkeuring gebeurt door een anders samengestelde jury.
Van elke deelname wordt een gedetailleerd schriftelijk rapport opgesteld waarvan de geleider een door de keurmeesters ondertekend exemplaar ontvangt. De geslaagde hond krijgt daarenboven een diploma.
B. Keurmeesters
De Selectie wordt gekeurd door drie keurmeesters die behoren tot de Selectiekern, dwz de kern van keurmeesters die hiertoe werden aanvaard door de KMSH.
Minstens twee van hen zijn bevoegd om de Rottweiler te keuren en minstens één van hen is bevoegd om werkproeven te keuren volgens het FCI Internationaal Gebruikshondenprogramma IPO.
Het oordeel van de keurmeesters is niet aanvechtbaar.
C. Pakwerker
De uitgenodigde pakwerker is bevoegd om te fungeren op officiële wedstrijden die in België georganiseerd worden volgens het op datum van de test vigerende FCI IPO-programma.
Hij draagt de door voormeld programma voorgeschreven kledij (vest, broek, bijtarm, enz. … ) alsook de soft-stok en schoeisel dat aan de omstandigheden (weer en terrein) is aangepast.
De keurmeesters zullen de pakwerker voorgaand de aanvang van de oefeningen duidelijke instructies geven om het hen toe te laten de aanwezigheid en kwaliteit van de aan de Rottweiler, een gebruikshondenras, eigen zijnde kenmerken te beoordelen.
Hiertoe behoren essentieel : de noodzakelijke driften, de belastbaarheid, de zelfverzekerdheid en de wil tot inzet. Vermits ook de belastbaarheid van de hond beoordeeld wordt, dient de pakwerker een wezenlijke dreiging uit te oefenen, inclusief de stokslag, met oogmerk te kunnen beoordelen hoe de hond een sterke prikkel, ook een dreiging, weet te ondergaan en/of te beantwoorden. De hond moet evenwel de eerlijke mogelijkheid krijgen om een beheerste en proportioneel correcte reactie te tonen en een wijziging in deze prikkels en dreiging onmiddellijk om te zetten in een driftenwissel. Het pakwerk mag om die reden geen uitersten opzoeken maar is sportief en vrij van brutaliteit en pijniging van de hond.
D. Programma
De Selectieproef wil de Rottweiler beoordelen in het licht van zijn FCI-rasstandaard en definitie als gebruikshondenras en vervolgens op de kennelijke (fenotypische) waarde van het voorgestelde dier om ingezet te worden als fokdier.
De proef is in elk onderdeel, ook tijdens de voorstelling en beoordeling van de fysieke conformiteit, een Wesentest en dient door de keurmeesters ook aldus begrepen en gekeurd te worden.
De proeven worden derhalve niet beoordeeld als een sport- of wedstrijdprogramma zoals het IPO-programma, maar wel in het licht van de kenmerken die de Rottweiler als gebruikshond dient te vertonen.
Essentieel daarbij is dus niet zozeer de graad of kwaliteit van afwerking van de oefeningen , incl. de nochtans te beoordelen kwaliteit van de beet, maar wel de vaststelling van de :
- handelbaarheid, werkwilligheid en gehoorzaamheid
- belastbaarheid en de wil en geschiktheid om ingezet te worden
- schotvastheid
- afwezigheid van overdreven angst en/of wantrouwen en afwezigheid van een agressieve geaardheid
- een kennelijke onverschrokkenheid en een voldoende hoge prikkeldrempel om in alle omstandigheden, in het bijzonder het dagdagelijkse maatschappelijke bestel, op een normale en algemeen aanvaardbare wijze te functioneren.
- de eigenschappen / driften die kenmerkend zijn voor de gebruikshond en hem toelaten om een sterke prikkel, ook een dreiging, te ondergaan en/of beantwoorden maar steeds d.m.v. een beheerste en proportioneel correcte reactie en waarbij de hond zich te alle tijde in staat toont om een wijziging in deze prikkels ook onmiddellijk om te zetten in een eigen driftenwissel.
Het uitoefenen door de geleider van druk op de hond is tijdens de proeven niet toegelaten, evenmin als een inwerking die dermate van aard is dat de oefening niet langer dienstig is om de natuurlijke geaardheid van de hond te kunnen toetsen. Geleidershulp mag niet de vorm aannemen van bestraffing en fysieke inwerking om de hond een oefening te laten uitvoeren is niet toegelaten.
Aan elk gedeelte mag slechts deelgenomen worden mits de hond slaagde in de daaraan voorgaande gedeeltes van de Selectieproef.
- VOORSTELLING VAN DE HOND.
De geleider stelt zichzelf en de hond voor aan de keurmeesters.
Dit gebeurt aangelijnd met de hond in zittende positie links naast de geleider en zonder druk op de hond uit te oefenen.
De hond toont zich beheerst en handelbaar en laat toe dat de keurmeester zijn identiteit controleert door de microchip te lezen zonder hierbij agressie, angst of grote onzekerheid te tonen. Het is de geleider toegelaten om tijdens de controle van de microchip het hoofd van de hond vast te houden. Is de chip niet leesbaar of is de chip onvindbaar of laat de hond door onzekerheid, angst of agressie niet toe dat de aanwezigheid ervan gecontroleerd wordt, dan wordt de proef afgebroken.
- FYSIEKE CONFORMITEIT AAN DE RASSTANDAARD.
De keurmeesters beoordelen de conformiteit van de voorgestelde hond aan de FCI-rasstandaard van de Rottweiler (147).
Zij doen dit gedetailleerd met inbegrip van het meten van de afmetingen van de hond (schofthoogte, lengte, borstdiepte en borstomtrek, lengte van de schedel en de voorsnuit) en het vaststellen van de oogkleur en de volledigheid van het schaargebit.
Hun beoordeling wordt gedetailleerd opgenomen in een geschreven verslag en wordt afgesloten met hun kwalificatie van de hond als Uitmuntend, Zeer Goed, Goed, Voldoende, Diskwalificatie, Kan niet gekeurd worden. De gebeurlijke kwalificatie “Diskwalificatie” en “Kan niet gekeurd worden” dient uitdrukkelijk gemotiveerd te worden.
- BEOORDELING VAN DE KARAKTERIELE KENMERKEN
3.1. GEHOORZAAMHEID.
Eerder dan de kwaliteit van de afwerking van de oefeningen te beoordelen, beoordeelt de keurmeester of de hond zich doorheen alle oefeningen voldoende handelbaar, gehoorzaam en werkwillig toont en doorheen alle oefeningen opmerkzaam maar onverschrokken reageert t.a.v. alle prikkels en met inbegrip van vreemde personen in de groep.
Bijbevelen en geleidershulp leiden derhalve niet per definitie tot het afbreken van de oefening, behoudens indien zij van aard zijn dat de oefeningen redelijkerwijze niet meer zinvol kunnen beoordeeld worden of nog indien de hond zich manifest onvoldoende gehoorzaam of handelbaar zou tonen, vb. door de geleider te verlaten en zich niet na drie bevelen terug bij hem te voegen en/of enig teken van agressie naar mens of hond zou tonen. Geleidershulp mag niet de vorm aannemen van bestraffing en fysieke inwerking om de hond een oefening te laten uitvoeren is niet toegelaten.
Het aangelijnd en los volgen gebeurt door de hond met het rechterschouderblad ter hoogte van de linkerknie van de geleider en elke oefening begint en wordt afgesloten in basispositie, dwz zittend naast het linkerbeen van de geleider.
3.1.1 Aangelijnd volgen.
De aangelijnde hond volgt de geleider met het rechterschouderblad ter hoogte van de linkerknie van de geleider over een afstand van 40 – 50 passen in rechte lijn, waarna de geleider een keerwending maakt, na 10 à 15 passen overgaat in looppas, daarna in trage pas en dit telkens over een afstand van minstens 10 passen. Hierna wordt in gewone pas verder gegaan waarbij er minstens een linkse en rechtse hoek en een keerwending uitgevoerd wordt.
Tijdens de eerste rechte lijn wordt de hond getest op zijn schotvastheid. Dit gebeurt d.m.v. twee schoten afgevuurd met een alarmpistool met kaliber 6 mm op een afstand van ongeveer 20 passen. De hond mag op de schoten opmerkzaam reageren maar niet angstig noch agressief en moet zijn evenwicht en beheersing bewaren.
Op aanwijzing van de keurmeester gaat de geleider met zijn hond door een groep van minstens 4 personen die ter plaatse bewegen en stopt minstens 1 maal in de nabijheid van een persoon. Hierna verlaat de geleider met zijn hond de groep, plaatst zich op een 10-tal passen van de groep en lijnt de hond af.
3.1.2 Vrij volgen.
Op aanwijzing van de keurmeester gaat de geleider met zijn hond opnieuw door een groep van minstens 4 personen die ter plaatse bewegen en stopt minstens 1 maal in de nabijheid van een persoon.
Hierna verlaat de geleider met zijn hond de groep en plaatst zich op een hem aangewezen beginpunt om vandaar de oefening “vrij volgen” uit te voeren, wat gebeurt op identieke wijze als de oefening “aangelijnd volgen”.
3.1.3 Zit uit beweging.
De geleider gaat met de vrij volgende (=niet aangelijnde) hond rechtdoor over een afstand van 10 tot 15 passen, staat stil en laat de hond de basispositie innemen. Na het bevel “zit” gaat de geleider zonder omkijken rechtdoor over een afstand van 15 passen, draait zich om en gaat dan na teken van de keurmeester terug naar zijn hond en neemt de basispositie in.
De hond moet op het bevel “zit” effectief gaan zitten. Het bevel mag herhaald worden. De hond moet alleszins ter plaatse blijven, ook al zou hij de zittende positie opgeven en inwisselen voor liggen of staan. Gaat hij de geleider tegemoet dan zal dit in aanmerking genomen worden bij het kwalificeren van de oefening.
3.1.4 Liggen uit beweging en oproepen van de hond.
De geleider gaat met de vrij volgende hond rechtdoor over een afstand van 10 tot 15 passen, staat stil en laat de hond de basispositie innemen. Na het bevel “af” gaat de geleider zonder omkijken rechtdoor over een afstand van 20 passen, draait zich om en roept na teken van de keurmeester de hond bij zich. De hond moet op het bevel ‘hier’ snel en vreugdig de geleider vervoegen, voor hem gaan zitten en vervolgens op bevel de basispositie innemen.
De hond moet op het bevel “af” effectief gaan liggen. Het bevel mag herhaald worden. De hond moet ter plaatse blijven, ook al zou hij de liggende positie opgeven en inwisselen voor zitten of staan.
3.1.5 Blijven liggen met afleiding.
Bij het begin van de gehoorzaamheidsoefeningen van een andere hond legt de geleider zijn hond af op een door de keurmeester aangeduide plaats. De hond wordt onaangelijnd op die plaats achtergelaten en de geleider gaat zonder omkijken naar een door de keurmeester aangeduide plaats, minstens 15 passen weg van de hond maar in diens zicht.
De hond moet rustig blijven liggen gedurende de tijd dat de andere hond de gehoorzaamheidsoefeningen uitvoert. Op aanwijzing van de keurmeester gaat de geleider zijn hond ophalen, wat gebeurt door aan de rechterzijde van de hond te gaan staan en hem op het bevel “zit” de basispositie te laten innemen en vervolgens aan te lijnen.
3.2. NATUURLIJKE DRIFTEN - PAKWERK.
Ook hier geldt dat de Selectieproef wordt begrepen als een karaktertest, niet als een sport- of wedstrijdprogramma en dat eerder dan de kwaliteit van de afwerking van de oefeningen te beoordelen, de keurmeester beoordeelt of de hond doorheen alle oefeningen getuigt van de aan de Rottweiler, een gebruikshondenras, eigen zijnde kenmerken :
- handelbaarheid, werkwilligheid en gehoorzaamheid
- belastbaarheid en de wil om ingezet te worden
- afwezigheid van overdreven angst en/of wantrouwen en afwezigheid van een agressieve geaardheid
- een kennelijke onverschrokkenheid en een voldoende hoge prikkeldrempel om in alle omstandigheden op een normale en algemeen aanvaardbare wijze te functioneren.
- de eigenschappen / driften die hem toelaten om een sterke prikkel, ook een dreiging, te ondergaan en/of beantwoorden maar steeds d.m.v. een beheerste en proportioneel correcte reactie en waarbij de hond zich te alle tijde in staat toont om een wijziging in deze prikkels onmiddellijk om te zetten in een eigen driftenwissel.
Wanneer de hond zich ongehoorzaam toont of niet in de hand van de geleider ligt en zich door hem niet laat controleren, inbijt en niet lost of inbijt op een andere plaats dan in de bijtarm, het terrein verlaat en niet na 3 bevelen de geleider terug vervoegt, weigert om op bevel of n.a.v. een overval of vlucht in de mouw te bijten of de mouw lost en niet onmiddellijk terug inbijt, wesenzwakte vertoont onder dreiging, belasting en/of n.a.v. de stokslag, overdreven dominant en/of agressief is, wordt het pakwerk onmiddellijk afgebroken en de proef beëindigd.
Wanneer een hond na twee bevelen weigert de mouw te lossen zal de geleider op teken van de keurmeester zich tot naast de hond begeven en een derde, laatste, bevel geven “los”. Weigert de hond dan nog om de mouw te lossen of lost hij maar bijt hij onmiddellijk daaropvolgend terug in zonder op eerste bevel te lossen, wordt het pakwerk afgebroken en de proef beëindigd.
Het pakwerk gebeurt op een terrein dat ingericht is conform het IPO-programma, d.w.z. voorzien van minimaal twee verstekken (vaste verstekken of tentjes).
3.2.1 Opzoeken van de pakwerker.
De PW bevindt zich, onzichtbaar voor de hond, in het laatste verstek. De geleider neemt met zijn hond tussen dit laatste en het daartegenover staande verstek plaats en stuurt na teken van de keurmeester de hond d.m.v. het mondelinge bevel ‘revier’ en een visueel teken met de rechter- of linkerarm in de richting van het lege verstek. De hond moet dit verstek omlopen waarna de geleider de hond met een mondeling bevel ‘hier’ in zijn richting roept en de hond vervolgens met een nieuw mondeling bevel naar het verstek stuurt waarin de pakwerker zich bevindt. De geleider blijft op zijn plaats staan.
Het is de geleider niet toegelaten om de hond rechtstreeks naar het verstek te sturen waarin de pakwerker zich bevindt. Loopt de hond tegen het bevel van de geleider in toch rechtstreeks naar dit verstek dan wordt het pakwerk niet afgebroken maar zal de keurmeester dit in het bijzonder indachtig zijn bij de beoordeling van de gehoorzaamheid en de handelbaarheid van de hond overheen alle pakwerkoefeningen.
Indien de hond zich niettegenstaande eventuele bijbevelen niet laat sturen of het veld verlaat, wordt het pakwerk afgebroken en de proef beëindigd.
3.2.2 Aanblaffen en bewaken.
De hond moet de pakwerker actief en opmerkzaam bewaken en daarbij aanhoudend blaffen.
Op teken van de keurmeester gaat de geleider tot op een vijftal passen achter de hond. Op aanwijzen van de keurmeester roept de geleider zijn hond in basispositie of gaat hij aan de rechterzijde van de hond staan om hem vervolgens aan de halsketting achteruit uit het verstek mee te nemen tot een vijftal passen achter het verstek en beveelt hem dan in basispositie.
Op aanwijzen van de keurmeester roept de geleider de pakwerker uit het verstek waarna deze plaatsneemt op de door de keurmeester aangewezen en gemarkeerde plaats vanwaar in een latere fase een vluchtpoging zal ondernomen worden.
Inbijten of aanstoten van de mouw leidt niet tot afbreken van de oefening op voorwaarde dat dit gedrag niet kennelijk ingegeven is door agressieve geaardheid en de hond zich in staat toont zijn drift te wisselen en zich door zijn geleider te laten controleren. Indien de hond inbijt en na drie bevelen weigert te lossen, wordt het pakwerk afgebroken en de proef beëindigd. Indien de hond de pakwerker niet bewaakt maar verlaat en zich door de geleider niet opnieuw naar de pakwerker laat sturen om deze dan wel te bewaken, wordt het pakwerk afgebroken en de proef beëindigd. Zwakke of passieve bewaking wordt in aanmerking genomen bij het kwalificeren van de oefening.
3.2.3 Vluchtverhindering.
Op aanwijzen van de keurmeester begeeft de geleider zich met zijn hond naar een gemarkeerd punt op een vijftal passen van de plaats waar de pakwerker is opgesteld voor de vluchtpoging. Dit gebeurt onaangelijnd of eventueel aan de halsketting doch dit op voorwaarde dat de hond zich beheerst laat leiden. Ongecontroleerd gedrag is niet aanvaardbaar. Op bevel ‘af’ gaat de hond liggen. Een bijbevel leidt niet tot afbreken van de oefening maar fysieke dwang om de hond te doen liggen is niet aanvaardbaar.
Op teken van de keurmeester laat de geleider zijn liggende hond achter en begeeft zich naar het verstek waar hij zich dermate opstelt dat hij de hond, pakwerker en keurmeester ziet. Op aanwijzen van de keurmeester onderneemt de pakwerker een vluchtpoging en op gelijktijdig door de geleider te geven bevel ‘vast’ probeert de hond om de vlucht te verhinderen door zonder aarzeling, overtuigend, energiek, werkzaam en krachtig in de bijtmouw te bijten. Op aanwijzen van de keurmeester staat de pakwerker stil. De hond moet de mouw na een overgangsfase lossen, hetzij zelfstandig hetzij na een door de geleider na een redelijke tijd gegeven bevel ‘los’. Lost de hond niet na dit eerste bevel zal de geleider op aanwijzen van de keurmeester een tweede bevel geven. Lost de hond dan nog niet, dan begeeft de geleider zich tot naast te hond en geeft op aanwijzing van de keurmeester een derde bevel ‘los’. Weigert de hond dan nog om de mouw te lossen of lost hij maar bijt hij onmiddellijk daaropvolgend terug in zonder op eerste bevel te lossen, wordt het pakwerk afgebroken en de proef beëindigd.
Na het lossen moet de hond de pakwerker van nabij actief bewaken.
Het pakwerk wordt afgebroken en de oefening beëindigd indien de hond de vlucht niet verijdelt doordat hij niet inbijt of de mouw lost en niet onmiddellijk opnieuw inbijt of indien hij na het lossen de pakwerker niet bewaakt maar deze verlaat. Zwakke of passieve bewaking wordt in aanmerking genomen bij het kwalificeren van de oefening.
3.2.4 Verdediging van de hond uit de bewakingsfase.
Na een bewakingsfase van ca 5 sec, onderneemt de pakwerker op aanwijzing van de keurmeester een overval op de hond. Deze moet zich zonder bevel of inmenging van de geleider verdedigen door energiek en krachtig in te bijten. Tijdens deze verdediging zal de pakwerker de hond belasten door hem op te drijven en tijdens dit opdrijven twee stokslagen toe te dienen, wat enkel mag op de rug en schouders.
De hond moet de overval en de belasting ten volle krachtig beantwoorden, zonder zich te laten intimideren en zonder de beet te lossen.
Op aanwijzen van de keurmeester staat de pakwerker stil. De hond moet de mouw na een overgangsfase lossen, hetzij zelfstandig hetzij na een door de geleider na een redelijke tijd gegeven bevel ‘los’. Lost de hond niet na dit eerste bevel zal de geleider op aanwijzen van de keurmeester een tweede bevel geven. Lost de hond dan nog niet, dan begeeft de geleider zich tot naast te hond en geeft op aanwijzing van de keurmeester een derde bevel ‘los’. Weigert de hond dan nog om de mouw te lossen of lost hij maar bijt hij onmiddellijk daaropvolgend terug in zonder op eerste bevel te lossen, wordt het pakwerk afgebroken en de proef beëindigd.
Na het lossen moet de hond de pakwerker van nabij actief bewaken. Zwakke of passieve bewaking wordt in aanmerking genomen bij het kwalificeren van de oefening.
Het pakwerk wordt afgebroken en de oefening beëindigd indien de hond de overval niet beantwoordt door in te bijten of indien hij zich niet bestand toont tegen de uitgevoerde dreiging en/of belasting of nog indien hij na het lossen de pakwerker niet bewaakt maar deze verlaat alvorens de keurmeester teken gaf aan de geleider om zijn hond te vervoegen.
3.2.5 Aanval op de hond vanuit beweging.
Op aanwijzing van de keurmeester gaat de geleider rechtstreeks naar zijn hond en neemt deze in basispositie. Op aanwijzing van de keurmeester begeeft de geleider zich met de aangelijnde hond naar een gemarkeerd punt op de middenlijn van het terrein.
Op het aangewezen gemarkeerde punt wordt de hond in basispositie bevolen. De geleider mag de hond los laten zitten of bij de halsketting vasthouden maar de hond mag niet aangemoedigd worden.
Op aanwijzen van de keurmeester verlaat de pakwerker een verstek, loopt naar de middenlijn en vandaar recht naar de geleider en hond toe onder het uiten van dreigende geluiden en het uitvoeren van heftig dreigende gebaren.
Wanneer de pakwerker op een 50-tal passen de hond en geleider genaderd is, geeft de keurmeester het teken dat de geleider zijn hond mag vrijgeven, wat gebeurt met het bevel ‘vast’. De hond moet de overval van de pakwerker krachtig en energiek beantwoorden door in de bijtmouw te bijten. Op het ogenblik van de inbeet staat de pakwerker stil maar onmiddellijk na de inbeet zal de pakwerker de hond belasten door hem op te drijven tot de keurmeester aanwijst de belasting te stoppen en stil te staan. De hond moet de overval en de belasting ten volle krachtig beantwoorden, zonder zich te laten intimideren en zonder de beet te lossen.
.De hond moet de mouw na een overgangsfase lossen, hetzij zelfstandig hetzij na een door de geleider na een redelijke tijd gegeven bevel ‘los’. Lost de hond niet na dit eerste bevel zal de geleider op aanwijzen van de keurmeester een tweede bevel geven. Lost de hond dan nog niet, dan begeeft de geleider zich tot naast te hond en geeft op aanwijzing van de keurmeester een derde bevel ‘los’. Weigert de hond dan nog om de mouw te lossen of lost hij maar bijt hij onmiddellijk daaropvolgend terug in zonder op eerste bevel te lossen, wordt het pakwerk afgebroken en de proef beëindigd.
Na het lossen moet de hond de pakwerker van nabij actief bewaken.
Het pakwerk wordt afgebroken en de oefening beëindigd indien de hond de overval niet beantwoordt door in te bijten of indien hij zich niet bestand toont tegen de uitgevoerde dreiging en/of belasting of nog indien hij na het lossen de pakwerker niet bewaakt maar deze verlaat. Zwakke of passieve bewaking wordt in aanmerking genomen bij de kwalificatie van de oefening.
3.2.6 Verdediging van de HD uit de bewakingsfase.
Na een bewakingsfase van ca 5 sec, onderneemt de pakwerker op aanwijzing van de keurmeester een overval op de hond. Deze moet zich zonder bevel of inmenging van de geleider verdedigen door energiek en krachtig in te bijten. Tijdens deze verdediging zal de pakwerker de hond belasten door hem op te drijven
De hond moet de overval en de belasting ten volle krachtig beantwoorden, zonder zich te laten intimideren en zonder de beet te lossen.
Op aanwijzen van de keurmeester staat de pakwerker stil. De hond moet de mouw na een overgangsfase lossen, hetzij zelfstandig hetzij na een door de geleider na een redelijke tijd gegeven bevel ‘los’. Lost de hond niet na dit eerste bevel zal de geleider op aanwijzen van de keurmeester een tweede bevel geven. Lost de hond dan nog niet, dan begeeft de geleider zich tot naast te hond en geeft op aanwijzing van de keurmeester een derde bevel ‘los’. Weigert de hond dan nog om de mouw te lossen of lost hij maar bijt hij onmiddellijk daaropvolgend terug in zonder op eerste bevel te lossen, wordt het pakwerk afgebroken en de proef beëindigd.
Na het lossen moet de hond de pakwerker van nabij actief bewaken.
Het pakwerk wordt afgebroken en de oefening beëindigd indien de hond de overval niet beantwoordt door in te bijten of indien hij zich niet bestand toont tegen de uitgevoerde dreiging en/of belasting of nog indien hij na het lossen de pakwerker niet bewaakt maar deze verlaat alvorens de keurmeester teken gaf aan de geleider om zijn hond te vervoegen.
Op teken van de keurmeester vervoegt de geleider zijn hond, ontwapent de pakwerker en er volgt een aangelijnd zijtransport naar de keurmeester. De hond mag de pakwerker tijdens dit transport niet hinderen en ook niet inbijten. Er wordt halt gehouden voor de keurmeester waarna de geleider de soft-stok aan deze afgeeft en zich op aanwijzing van de keurmeester met de aangelijnde hond begeeft naar de aangewezen plaats alwaar de keurmeester gemotiveerd zijn oordeel zal kenbaar maken.
Ook dit oordeel wordt schriftelijk gesteld en ingeval van voortijdig beëindigen van de oefening wordt dit ook kort maar uitdrukkelijk schriftelijk gemotiveerd.
- SOCIALE GEAARDHEID.
Dit gedeelte van de Selectieproef test beoogt na te gaan of de hond getuigt van een voldoende sociale geaardheid en bewijst in een dagelijkse situatie te beschikken over de gedragskenmerken die in de rasstandaard worden omschreven als « vriendelijk, vreedzaam, zelfverzekerd en evenwichtig ».
De keurmeester(s) en niet de personen die instaan voor de praktische organisatie beslissen over de plaats en omstandigheden waarin de test wordt afgenomen. Bij de samenstelling en beoordeling ervan zal er zorg voor gedragen worden dat zij plaatsvindt in een realistische verkeerssituatie, met inbegrip van auto- en fietsverkeer, jogger(s), wandelaar(s), begroeting van een persoon met handdruk, enz. … . De organisatoren staan in voor het ter beschikking stellen van het door de keurmeester(s) gevraagde materiaal en de voor de testen benodigde personen/helpers.
De test bevat minstens de beoordeling van volgende situaties: de hondengeleider wandelt met zijn aangelijnde hond over een welbepaald gedeelte van het voetpad. De hond moet met doorhangende lijn, rustig onder voortdurende controle van zijn begeleider wandelen. Hij blijft onverschillig t.a.v. voetgangers en verkeer. Tijdens de wandeling zal de keurmeester of een door deze aangeduide persoon de hond de weg afsnijden en zal een fietser (ringelende bel) én jogger de hond passeren. Na een keerwending wandelt de geleider met zijn hond in de richting van de keurmeester, stopt voor deze laatste, begroet hem met luide stem en handdruk en maakt een kort praatje, een auto stopt naast de geleider met hond en vraagt wegaanwijzingen.
De criteria die de keurmeester(s) zullen hanteren, zijn onder meer het gemis aan agressie en angst, de vriendelijkheid t.a.v. mensen en de onverstoorbaarheid t.a.v. gebeurtenissen die als dagelijks aanzien worden.
Overdreven snelle of grote angst of agressie geeft noodzakelijk aanleiding tot de beoordeling “diskwalificatie” of “onvoldoende”.